Mijn manuscript is nog niet eens een écht boek, eentje die je kan vastpakken en doorbladeren, of ik maak me al zorgen over het omslagontwerp. Met de titel Slapen zonder Slangen is dat natuurlijk mijn eigen schuld. Alleen, de andere werktitels waren gewoon niet catchy genoeg: Samen alleen, Leven zonder vrees, De belofte. Allemaal even saai.
Jitta’s nachtmerries hoef ik niet te verzinnen. Ontelbare keren haast ik mij ’s nachts in paniek uit bed, wég van de slangen die naast en op me liggen. Er direct weer in durf ik meestal niet. Voor ik samenwoonde wachtte ik gerust de hele nacht met de lamp aan tot het licht werd en de slangen in de schaduw, oplosten in de dageraad. In gedachte blader ik door een album dat gevuld is met nachtmerrieplaatjes: haar dat verandert in dunne slangen, slangen in mijn bed of op de grond, een wijd opengesperde bek vlak voor ik wakker word. Ik weet niet meer wat ik voelde op de dag ik mijn zwemdiploma haalde of toen ik achttien werd. Zonder de foto’s ben ik nergens. Mijn lichaam registreert angst beter dan blijdschap.
Kijkend met een half oog jaagt alles wat kronkelt en de juiste kleur heeft –alle tinten tussen groen, bruin en zwart- me angst aan. Pas als ik zie het een stuk touw is, een tuinslang of een dikke pier, daalt mijn hartslag. Het maakt weinig uit hoe echt een slang is. Dus ja, Ka uit The Jungle Book is ook eng. Als ik er één zie knijp ik mijn ogen dicht, draai mijn hoofd weg, sla handen en armen voor mijn gezicht. Soms doe ik voor de zekerheid alle drie. Het is of ik de scherpe tanden al voel, denkend aan een wurgslang krijg ik het op slag benauwd.
Zie hier mijn probleem: de titel schreeuwt om een slang! En dus ging ik, voor als iemand er een op de voorkant wil en ik mijn boek niet durf vast te pakken, op zoek naar gradaties van eng. En wat bleek: Sommige slangen gaan wel. Na een tijdje went het. Een beetje. Soms. Als ik me goed voel. Even dan.
Comments