De laatste pagina's van een boek lees ik trager dan traag. Meestal is op dat punt mijn nieuwsgierigheid wel bevredigd, ik denk zo’n beetje te weten hoe het verhaal afloopt. Zelfs als het plot nog niet helemaal is ontvouwt, vind ik het lastig om vlot door te lezen. Om maar helemaal te zwijgen over epilogen, die kunnen wat mij betreft beter geschrapt worden. Ik ben niet benieuwd naar ‘Drie maanden later’. Als het belangrijk is, zet het dan maar in het lopende verhaal.
Het schrijven van het einde ging een stuk beter. De laatste vijfhonderd woorden van Slapen zonder slangen schreef ik ongeveer gelijktijdig met de eerste vijfhonderd. Toen ik eraan begon wist ik instinctief de afloop van het verhaal. Omdat het zo gemakkelijk ging, sloeg de twijfel toe. Had ik me niet te weinig ingespannen? En dus bedacht ik drie alternatieven. Allemaal waren ze minder. Gerustgesteld keerde ik terug naar het origineel.
In de tijd dat ik de rest van het verhaal bedacht, schreef en eindeloos herschreef bleven begin en eind, op een enkel detail na, ongewijzigd. Dat het einde vastlag gaf rust. Het laatste beeld zat in mijn hoofd. Ook al liep de rest van het manuscript meermaals in de soep, ik wist al die tijd waar het verhaal heen moest. Dat het een open einde is maakte niks uit. Wees gerust. Alle verhaallijnen zijn na de laatste zin afgerond. Jitta is verandert, ze heeft wat haar beklemde, losgelaten. Maar, net als in het echte leven, is niet alles opgelost.
Comments